Verschillen tussen tweede en derde pijler pensioen
Pensioen is een belangrijke arbeidsvoorwaarde voor het aantrekken en tevreden houden van goede medewerkers. Maar hoe kies je wat het beste bij jouw bedrijf past? Wij hebben de verschillen tussen de twee pijlers van ons pensioenstelsel op een rijtje gezet.
Tweede pijler versus derde pijler
De meeste werknemers bouwen pensioen op via de zogenoemde tweede pijler van ons pensioenstelsel. Een groeiende groep werkgevers (30% bleek uit onderzoek) kiest voor een oplossing via de derde pijler. Deze pijler is flexibeler en kan beter aansluiten bij de wensen van een modern bedrijf. Zeker nu de fiscale mogelijkheden tussen beide pijlers gelijk zijn getrokken! Wij zetten hieronder de verschillen op een rijtje.
De belangrijkste verschillen op een rij
-
Collectief vs. individueel
- In de tweede pijler gaat het om een collectieve pensioenregeling voor alle medewerkers. Voor iedereen geldt dezelfde regeling.
- In de derde pijler hebben medewerkers een individuele pensioenrekening, ook wel lijfrente genoemd.
-
Geen verplichting
- In een tweede pijler regeling zijn alle werknemers in principe verplicht om mee te doen.
- In de derde pijler is meedoen een vrije keuze voor werkgever en werknemers. Per werknemer kunnen individuele afspraken gemaakt worden over deelname of inleg.
Ook al is het niet verplicht, je kunt het wel op zo’n manier inrichten dat alle medewerkers mee gaan doen.
-
Contract met werkgever
- Een tweede pijler pensioenregeling is een overeenkomst tussen werkgever, werknemer en een pensioenuitvoerder. Aan de pensioenovereenkomst met de werknemer zit de werkgever blijvend vast.
- In de derde pijler opent een werknemer zelf een rekening. De werkgever maakt onderling afspraken met de werknemer over betaling van kosten en inleg. Gaat de werknemer weg bij de werkgever, dan houdt de overeenkomst met de werkgever in principe op. De (nu ex-)werknemer bepaalt vervolgens zelf wat er met de opgebouwde pensioenpot gebeurt.
-
Flexibiliteit inleg
- Bij de tweede pijler ligt de inleg vast. De werkgever legt in voor de medewerkers.
- In de derde pijler is de inleg flexibel. Deze kan via de werkgever, via de medewerker of een combinatie van beide (een bijdrage via de werkgever en een bijdrage van de medewerker via de eigen rekening). De inleg kan maandelijks aangepast worden.
NB: Sinds de pensioenwet is aangenomen (juni 2023) is de fiscale ruimte om in te leggen in beide pijlers opgetrokken naar 30% van de pensioengrondslag.
-
Belastingvoordeel
- Binnen de tweede pijler legt de werkgever direct een bruto bedrag in waarover geen belasting wordt betaald.
- Binnen de derde pijler wordt de inleg gedaan vanuit het nettoloon en ontvangt de medewerker het belastingvoordeel achteraf terug van de Belastingdienst. Dit kan maandelijks of jaarlijks.
De werkgever betaalt dus sociale lasten over de bijdrage. Daardoor is de medewerker voor een hoger bedrag sociaal verzekerd.
-
Pensioenpot bij overlijden
- Binnen de tweede pijler komt het vermogen bij overlijden toe aan de pensioenuitvoerder.
- In de derde pijler komt het opgebouwde vermogen bij overlijden ten goede aan de wettelijke erfgenamen.
Vaak is er in de tweede pijler sprake van een nabestaandenpensioen (zie volgende).
-
Nabestaandenpensioen
- In de tweede pijler is er vaak sprake van een nabestaandenpensioen, wat voor alle medewerkers gelijk is.
- In de derde pijler is geen sprake van een nabestaandenpensioen. Het opgebouwde pensioen gaat per definitie naar de nabestaanden. Dat kan evt. aangevuld worden met een verzekering voor de nabestaanden op individuele basis.
-
Start uitkering
- In de tweede pijler ligt de start van de uitkering vast. Meestal is in het arbeidscontract opgenomen dat dit contract bij het bereiken van de AOW-leeftijd afloopt en dat de uitkeringsperiode dan begint.
- In de derde pijler kiest de werknemer zelf wanneer de uitkering moet ingaan. Dit kan voor of na de AOW-leeftijd (maximaal 5 jaar) zijn. De werknemer kiest zelf een instantie (bank, verzekeraar) die de uitkering gaat verzorgen.
-
Duur uitkering
- In de tweede pijler is de uitkering altijd levenslang. Zelfs als je weet dat je niet heel oud gaat worden. Wel is het mogelijk door een zogenoemde ‘hoog-laag’ constructie de eerste periode een hogere uitkering te krijgen.
- In de derde pijler kies je zelf hoe lang de uitkering moet duren. Bijvoorbeeld 5 jaar, 20 jaar of levenslang. Het kan zelfs in delen. Dus een x bedrag in 5 jaar en het resterende bedrag in 25 jaar.
Indien je de uitkering vóór de AOW-datum wilt laten ingaan, ben je verplicht deze tot minimaal 20 jaar ná de voor jou geldende AOW-leeftijd te laten duren.
-
Bijdrage van de werkgever
- In de tweede pijler ligt de premie vast als percentage van de loonsom van de werknemer.
- Bij derde pijler pensioen geldt geen verplichting tot storten. Een werkgever is flexibel in of en hoeveel hij wil bijdragen. Het is zelfs mogelijk om het in de vorm van een jaarlijkse bonus te doen, zodat de bijdrage niet vast ligt.
-
Pensioen eerder opnemen (afkopen)
- Je kunt niet voortijds aan je tweede pijler pensioen komen (afkopen).
- Pensioen in de derde pijler kun je afkopen (eerder opnemen). Je betaalt dan de eerder afgetrokken inkomstenbelasting en eventueel revisierente.
-
Arbeidsvormneutraal
- Een tweede pijler regeling is alleen toegankelijk voor werknemers (en de DGA kan ook niet mee doen). Steeds als je van baan wisselt krijg je een nieuwe pensioenregeling. Deze is immers gekoppeld aan de werkgever.
- De derde pijler is arbeidsvormneutraal. Of je nu in loondienst bent of als zzp’er aan de slag gaat: je kunt altijd op deze pensioenrekening inleggen. Hij is namelijk aan het individu gekoppeld. Als DGA kun je ook meedoen.
-
Pensioenwet vs. Wft
- De tweede pijler valt onder de Nederlandse Pensioenwet. Voor een werkgever gelden regels op het gebied van contracten, deelname, uitvoerders, premies en informatieplicht.
- Op derde pijler pensioen – oftewel lijfrente – is de pensioenwet niet van toepassing. Dit pensioen valt onder de Wet op het Financieel Toezicht (Wft).