Naar blog overzicht
4 minuten
14 dec 2023

Ander advies nodig voor werkgever die niet voor tweede pijler kiest

Afbeelding van Sjaak Zonneveld Geschreven door Sjaak Zonneveld
Image

Bron: Amweb

De witte vlek – het aantal werkgevers dat geen tweedepijlerpensioenregeling aanbiedt – wordt al jaren niet echt kleiner. En dat terwijl er een paar jaar geleden zelfs een heus ‘aanvalsplan witte vlek’ gestart is. En dat terwijl in de huidige markt werkgevers er alles aan willen doen om medewerkers te werven en te binden. Toch blijft er een hardnekkige groep die desondanks geen tweedepijlerregeling aanbiedt.

Recent onderzoek wees uit dat die werkgevers wel degelijk bereid zijn geld bij te dragen voor de oude dag van de medewerkers, maar zo hun redenen hebben om dat niet te doen via de tweede pijler. Soms horen we van die werkgevers dat ze wel met een adviseur gesproken hebben, maar dat ze te horen gekregen hebben dat wat ze willen niet mogelijk is.

Waarom noemt adviseur optie pijler 3 niet?

Een voorbeeld: ‘Ik wil wel pensioen aan mijn Nederlandse medewerkers aanbieden, maar de niet-Nederlanders zitten hier niet op te wachten, dus die wil ik gewoon extra salaris aanbieden in plaats van pensioen’. Dat is inderdaad een uitdaging bij een tweedepijlerregeling, maar via de derde pijler kan zoiets prima. De werkgever vraagt zich in dat geval af waarom de adviseur dit niet als mogelijkheid genoemd heeft. Of werkgevers die slechts een paar medewerkers hebben en door alleen de kosten van een offerte al afhaken en denken ‘dan geef ik dat geld liever direct aan die medewerkers’. Terwijl ze liever zouden zien dat dat geld een oudedagsbestemming krijgt.

Dat de derde pijler bij veel adviseurs niet heel populair is, heeft wellicht met ervaringen uit het verleden te maken. Waarbij dat niet zelden producten met hoge kosten waren. Maar als je de facto kijkt naar wat een ppi biedt ten opzichte van de lifcycle-beleggingsproducten van moderne lijfrenteaanbieders, waarbij tegen lage kosten breed gespreid belegd wordt, zijn de verschillen niet heel groot.

Kosten bij kleine aantal medewerkers lager

En de verschillen díe er zijn, zijn voor bepaalde werkgevers juist de reden om hier de voorkeur aan te geven. Zoals het niet iedereen verplicht op te hoeven leggen. Of het feit dat het opgebouwde vermogen altijd vervalt aan de erfgenamen – iets wat door de Wtp bij een ppi niet meer mogelijk is. Dat er veel flexibeler ingelegd kan worden en de inleg per medewerker bepaald kan worden. Dat de uitkering niet verplicht levenslang hoeft te zijn. En dat de kosten – met name bij een klein aantal medewerkers – lager zijn.

Aard van advies verandert

Maar dat betekent niet dat die werkgevers niet voor advies willen betalen. Alleen verandert de aard van het advies. In plaats van de werkgever die geadviseerd moet worden over de pensioenregeling, zijn het nu vooral de werknemers die geadviseerd moeten worden. Want in tegenstelling tot pijler 2 is het niet one size fits al’ (of one size fits almost nobody).

Per medewerker moet bepaald worden wat een passende inleg is. Per medewerker moet bepaald worden of er iets voor de nabestaanden geregeld moet worden. Want voor een medewerker met een eigen huis die geen partner heeft is de situatie wel wat anders dan voor een medewerker in een huurhuis met twee kleine kinderen en een niet-werkende partner. En waar in de tweede pijler deze twee personen beide dezelfde regeling zouden hebben, kan er in de derde pijler per persoon een passend advies gegeven worden.

In een webinar dat ik met Theo Gomer gaf voor adviseurs, gingen we in op de veranderende rol van de adviseur. De aard van het advies verschuift van pensioenadvies richting financiële planning. En ja, werkgevers zijn – zeker in de huidige arbeidsmarkt – bereid hiervoor te betalen.