21 februari 2017

In zijn jongste column voor Follow the Money vraagt pensioenexpert Rob Goedhart zich af waarom we naar een pensioenstelsel op individuele basis zouden willen en waar die roep vandaan komt. Gastauteur Sjaak Zonneveld beantwoordt deze vragen, en legt uit waarom het huidige pensioenstelsel tot conflicterende belangen leidt.

Pensioen is — dat zal je wel vaker gehoord hebben — uitgesteld loon. Je bent als werknemer eigenaar van je gewone loon en het zou dan ook volstrekt normaal zijn dat je ook eigenaar bent van je uitgestelde loon. In veel andere landen is dat ook zo, maar in Nederland is jouw uitgestelde loon juridisch eigendom van het pensioenfonds. Je hebt weliswaar aanspraken op dat uitgestelde loon, maar het pensioenfondsbestuur kan die gewoon wijzigen. Waarom vinden we dit normaal? Zou het niet logischer zijn dat een deelnemer zelf eigenaar is van zijn uitgesteld loon?

In veel andere landen sparen mensen wél voor hun eigen, individuele pensioenpot. Een systeem waarin je spaart voor je eigen pensioenpot wordt ook wel het ‘Chileense systeem’ genoemd. In Chili werd in 1980 een nieuw, vrij simpel pensioensysteem geïntroduceerd. Werknemers moeten tien procent van hun salaris aan pensioenpremie betalen. Zij kunnen dit doen bij een van de zes pensioenuitvoerders die het land kent en ze mogen eens per jaar overstappen. Iedereen heeft een eigen, individuele pot, maar er wordt collectief belegd en de risico’s zijn collectief gedekt. Het ‘Chileense model’ heeft als voorbeeld gediend voor zeker dertig andere landen.

Voorkoming van armoede

Het Nederlands pensioenstelsel is al veel ouder. Het heeft zich in de jaren na de Tweede Wereldoorlog gevormd. Werknemers wisselden gedurende hun leven weinig van werkgever en zelden van branche. Het doel was een pensioeninkomen van 70 procent van het laatst verdiende loon. Vanwaar dat percentage? Door fiscale voordelen kwam men dan netto weer ongeveer uit op datzelfde laatstverdiende loon. Dat had men in die tijd ook nodig. Voor de meeste mensen gold simpelweg dat dat gehele inkomen ook nodig was voor hun basisbehoeften. De meerderheid van de mensen bezat geen huis en moest huur betalen. Kortom, die 70 procent was bedoeld ter voorkoming van armoede. Nederland was er met een pensioenstelsel vroeg bij, maar heeft nu last van de wet van de remmende voorsprong.

Ruim een halve eeuw later is er veel veranderd. Inmiddels wisselen mensen regelmatig van werkgever en werken mensen niet altijd in vast dienstverband. De meerderheid van de Nederlanders bezit een eigen huis (waarvan inmiddels de hypotheek verplicht afgelost moet worden) en we verdienen gelukkig veel meer dan nodig is voor onze basisbehoeften. Maar desondanks werd tot een jaar of tien geleden vastgehouden aan de norm van 70 procent van het laatst verdiende loon. Rond die tijd werd — tamelijk arbitrair — besloten dat 70 procent van wat iemand gemiddeld had verdiend gedurende zijn of haar werkende leven ook wel zou voldoen.

Verouderd

Ons pensioenstelsel is nog altijd gebaseerd op het feit dat mensen hun leven lang bij hetzelfde fonds blijven. Daardoor hebben de meeste mensen diverse pensioenpotjes bij diverse pensioenuitvoerders. Die potjes moeten allemaal geadministreerd moeten worden. Dat kost geld. En als je niet bij een pensioenfonds blijft, word je zwaar gedupeerd vanwege de doorsneepremie.
Bij een pensioenfonds is het one size fits all, doordat iedereens inleg in een collectieve pot verdwijnt. Iedereen moet, ongeacht de hoogte van het inkomen en ongeacht persoonlijke omstandigheden, voor hetzelfde percentage van het loon sparen. Flexibiliteit en keuzevrijheid zijn er niet.

Daarnaast werkt ons stelsel procyclisch. Als het economisch goed gaat, kunnen de premies omlaag en in tijden van economische crisis schieten ze omhoog. Ook weer door de collectiviteit. Het stelsel is inmiddels zo complex geworden dat de meeste Nederlanders het niet meer begrijpen. Genoeg redenen voor verandering dus.

 

FTM2

In zijn column vroeg Rob Goedhart zich ook af waar de roep voor een nieuw pensioenstelsel vandaan komt en hij suggereerde dat de commerciële verzekeraars hierachter zouden zitten. Die suggestie snijdt weinig hout. Een overgang van een collectief systeem naar een individueel systeem staat namelijk volkomen los van wie de uitvoerders zijn. Dat mogen de huidige uitvoerders van de pensioenfondsen blijven. APG beheert overigens ook nu al de individuele pensioenpotjes van zzp’ers. En omdat pensioenfondsen geen winstdoelstelling hebben, zouden ze niet bang hoeven te zijn voor verzekeraars als concurrent. Ik denk dat de meeste mensen liever hun pensioen laten uitvoeren door een partij die niet uit is op winstmaximalisatie.

De roep voor een nieuw stelsel komt van experts die de geschetste problematiek onderkennen. Die zich realiseren dat ons stelsel niet meer van deze tijd is en buitengewoon oneerlijk uitpakt voor sommige generaties. Hoogleraar risico management Theo Kocken, econoom Matthijs Bouman, hoogleraar monetaire economie Lex Hoogduin, president van de Nederlandsche Bank Klaas Knot — om zo maar eens wat mensen te noemen.

Ons stelsel wordt eenvoudiger, logischer en eerlijker als iedere Nederlander een eigen, individuele pensioenrekening krijgt. Als je ergens anders gaat werken of je gaat als zelfstandige aan de slag verandert er niets. Je verandert immers ook niet van bank als je van baan wisselt.

Volledig logisch

Nederland staat in de top-3 op de lijst van beste pensioenstelsels van Mercer, samen met Australië en Denemarken. Die landen zijn al lang geleden overgestapt van een collectief stelsel, zoals Nederland, naar een stelsel zoals Chili. Er is geen land ter wereld dat het systeem van Nederland heeft gekopieerd. Stel dat wij — gelijk Denemarken en Australië — al veel eerder de stap gezet zouden hebben naar een stelsel met individuele potjes, welke problemen zouden we nu dan nog hebben? Dan hadden we in ieder geval geen discussies over rekenrentes of over dekkingsgraden. Sterker nog: die zaken zouden niet eens meer bestaan.

We hebben te maken met een generatieconflict. Dat ligt niet aan de jongeren of aan de ouderen. Doordat het geld in een collectieve pot zit, is het onmogelijk om met zekerheid te zeggen of er in de toekomst genoeg geld is voor iedereen. Daarom moeten er aannames gedaan worden, moeten we complexe berekeningen maken met rekenrentes en dekkingsgraden.

In een eerdere column vroeg Rob Goedhart zich af of het pensioenplan van 50Plus (waarbij men de rekenrente wil verhogen) echt ten koste van jongeren gaat. Het antwoord op die vraag is ondubbelzinnig ja. Door verhogen van de rekenrente komt er geen cent meer in de pensioenpotten, terwijl er meer uitgekeerd wordt aan gepensioneerden. Deze week bevestigde het CPB dit nog eens. De pensioenuitkering van jongeren zou mogelijk zelfs 30% lager uitpakken. Een duidelijk stemadvies voor jongeren dus.

Ik weet zeker dat ouderen jongeren niet willen duperen. En andersom dat jongeren het pensioen niet willen afpakken van ouderen. Maar er zijn nu eenmaal conflicterende belangen, veroorzaakt door de collectiviteit van ons stelsel. Om dit conflict niet verder te laten ontsporen is een overgang naar een individueel stelsel zeer wenselijk. Een stelsel dat eerlijk is voor jong en oud, en dat volkomen logisch als je er even goed over nadenkt.

Sjaak Zonneveld is schrijver van Het Nieuwe Werken aan je pensioen en mede-oprichter van BrightPensioen. Hij hecht er waarde aan om expliciet te vermelden dat BrightPensioen geen belang heeft bij de wijzigingen in het pensioenstelsel die hij bepleit. BrightPensioen biedt namelijk geen pensioen in de tweede pijler, maar lijfrente (derde pijler).