De kosten bij pensioenfondsen hard gestegen
Afgelopen week in de Telegraaf. De kosten van pensioenfondsen opnieuw hard gestegen. Dit merk je er als deelnemer van. De pensioenbeheerkosten – of uitvoeringskosten – van tien grote fondsen stegen met 18 procent ten opzichte van 2023 naar 751 miljoen euro. Het zou vooral toe te schrijven zijn aan de overgang naar het nieuwe stelsel. Wat je er als deelnemer van merkt – zoals de kop belooft – wordt niet duidelijk. Wel wordt er beweerd dat pensioenfondsen vrijwel altijd goedkoper beleggen dan particulieren die zelf beleggen.
Een paar weken eerder lazen we al in het FD: Overstap naar nieuw stelsel drijft kosten pensioenfondsen flink op. De uitvoeringskosten van de vijf grootste pensioenfondsen bleken opgelopen tot 637 miljoen. Per deelnemer kwam dit neer op € 120 per jaar.
In datzelfde artikel worden ook de kosten van vermogensbeheer genoemd van deze pensioenfondsen. In totaal maar liefst 4,9 miljard. De vermogensbeheerkosten zijn dus 7,7 maal zo hoog als de uitvoeringskosten. Dus nog eens € 923 per deelnemer per jaar. In totaal kom je dan uit op € 1.043 aan kosten per deelnemer per jaar.
Hoe zit het bij Bright?
In 2024 waren de totale bedrijfskosten bij Bright 4,2 miljoen. Daarnaast bedroegen de lopende fondskosten in 2024 zo’n 0,17%. Dit zijn voornamelijk de kostprijzen van de ETF’s. Deze worden in het fonds verrekend en bedroegen in totaal zo’n € 800.000. Daarmee kwamen de totale bedrijfs- en fondskosten uit op zo’n 5 miljoen. We eindigden het afgelopen jaar met ongeveer 31.000 deelnemers. Dus de totale kosten per deelnemer kwamen uit op zo’n € 161 . Ruim 880,- per jaar minder dan die van de vijf grootste pensioenfondsen.
Doordat Bright als enige aanbieder een vast bedrag rekent voor de dienstverlening – en niet een percentage van het vermogen – worden deze kosten in de toekomst per deelnemer ook nog eens lager, naarmate het aantal deelnemers groeit. Bij andere aanbieders nemen de kosten welke als een percentage van het vermogen berekend worden, toe met de groei van het belegde vermogen.
Appels en peren?
We vergelijken hier de tweede pijler met de derde pijler. Daar zullen veel mensen wat van vinden.
- De tweede pijler is een stuk complexer.
Ja, klopt. Individuele potjes – maar wel collectief belegd, zoals bij Bright – zijn eenvoudiger te administreren dan het complexe aansprakensysteem van pensioenfondsen. Maar dat is juist het punt: die tweede pijler is naar mijn mening nodeloos complex. Met de overgang naar het nieuwe stelsel gaan we over naar individuele potjes. Dat zou daarmee eenvoudiger moeten worden. Maar helaas is veel van de complexiteit behouden gebleven. - Bright belegt passief.
Ja, dat klopt. Maar er is al jaren bekend dat passief beleggen op de lange termijn – vooral omdat de kosten lager zijn – vrijwel altijd meer oplevert. - Bij de derde pijler heb je geen nabestaandenpensioen
Dat klopt ook. Maar je kunt wel tegen lage kosten een individuele verzekering voor je nabestaanden afsluiten. Dat biedt meer mogelijkheden voor maatwerk en is niet duur. Bovendien gaat de derde pijler pensioenpot bij overlijden vanzelf naar de nabestaanden.
Conclusie
De kosten van een pensioenpot opbouwen bij Bright via de derde pijler zijn veel lager dan bij een pensioenfonds in de tweede pijler. Ja, er valt veel op die vergelijking af te dingen. Maar dat valt ook op de opmerking dat pensioenfondsen vrijwel altijd goedkoper zouden beleggen.
Misschien is het toch goed om nog eens kritisch naar die complexiteit binnen de tweede pijler te kijken. Het was ooit een doelstelling dat het nieuwe pensioenstelsel eenvoudiger zou worden. Iets zegt me dat dat niet helemaal gelukt is. En dat daar dus nog winst te behalen valt…