Je moet spreiden om FOMO te vermijden
Dat spreiden bij beleggen belangrijk is, is genoegzaam bekend. Door je inleg te spreiden over verschillende sectoren, regio’s en bedrijven word je minder hard geraakt als een bepaalde sector of regio het slecht doet of een een bedrijf failliet gaat. Dat een aandelenportefeuille van 100 bedrijven minder goed gespreid is dan een portefeuille met 500 bedrijven klinkt logisch, niet waar?
Toch werd er in de pensioenwereld jarenlang beargumenteerd dat een portefeuille van 60-100 beleggingen voldoende spreiding zou geven. Terwijl je – je gezond verstand gebruikend – zou denken ‘dat lijkt me wel wat weinig’. Of: ‘Hoe meer bedrijven, hoe beter de spreiding’.
Een jaar geleden werd ik benaderd door een deelnemer van pensioenfonds huisartsen (SPH). Dat fonds kondigde in het Maatschappelijk Verantwoord Beleggen verslag aan terug te gaan naar 60-100 bedrijven ‘zonder dat dit leidt tot een hoger risico’. Met (wederom) het argument “Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat al voldoende spreiding is te realiseren met een portefeuille van 40 tot 60 bedrijven.” Terwijl – als gezegd – dit toch tegen het gezonde boerenverstand indruist.
Nieuw onderzoek uit 2025
De afgelopen maand werden we verrast met een nieuw onderzoek over dit onderwerp. Gedaan door de Rotterdam School of Management, gefinancierd door pensioendenktank Netspar. En dit onderzoek bevestigde het boerenverstand. Zij betitelen het risico van dergelijke beperkte (of geconcentreerde) portefeuilles als FOMO-risico. Inderdaad: Fear Of Missing Out.
Een belangrijke constatering was dat een zeer klein aantal aandelen verantwoordelijk is voor groot deel van van de rendementswinsten. Zoals de bekende ‘magnificent 7’ (Apple, Amazon, Google, Meta, Microsoft, Nvidia en Tesla) de afgelopen tien jaar. Bij een geconcentreerde portefeuille is de kans groot dat je één of meer van die aandelen misloopt.
Voor dit onderzoek zijn de rendementen van wereldwijde aandelen in de periode 1985-2023 bekeken. Uit modelsimulaties bleek dat pas vanaf 750 aandelen in een portefeuille de volatiliteit – beweeglijkheid – niet meer noemenswaardig afneemt. En meer volatiliteit = meer risico.
Het oude onderzoek stamt uit 1987
Het onderzoek waar tot nu toe steeds naar verwezen werd blijkt een Amerikaans onderzoek van Meir Statman uit 1987(!) te zijn. Dat onderzoek gaf aan dat dertig tot veertig bedrijven in een portefeuille voldoende diversificatie zouden bieden.
Dat was echter alleen gebaseerd op Amerikaanse aandelen en niet wereldwijd. Bovendien zag de Amerikaanse aandelenmarkt er toen totaal anders uit dan nu. Dit is het onderzoek dat het huisartsen pensioenfonds gebruikte om haar besluit om geconcentreerd te gaan beleggen, een beslissing die al snel bekritiseerd werd.
Wat doen andere pensioenfondsen?
Andere pensioenfondsen doen het precies andersom. Vorige maand kondigde pensioenfonds Rail en OV aan dat ze na twee jaar flinke underperformance van een (deels) geconcentreerde en actief beheerde portefeuille overgaan naar een meer passief beheerde portefeuille. En twee weken geleden lazen we dat ook pensioenfonds Kas Bank afstapt van een geconcentreerde portefeuille en van een portefeuille van minder dan honderd aandelen naar meer dan duizend aandelen gaat!
Uit bovengenoemd onderzoek lijken Rail en OV en Kas bank verstandige keuzes te maken. Maar het is nogal een omslag. En het gemiste rendement krijg je er niet mee terug.
Twee verschillende pensioenfondsen, twee tegengestelde strategieën. Als deelnemer heb je het er maar mee te doen.
Lastige keuzes
Het zijn natuurlijk ook lastige keuzes die een pensioenfonds moet maken. Pensioenfonds huisartsen maakte die keuze uit oogpunt van duurzaamheid. Bij zo weinig bedrijven heb je goed zicht op waarin je belegt. En kun je heel bewuste keuzes maken. Maar dat lijkt dus wel te resulteren in een hoger risico. En zo te zien in minder rendement.
Het zijn keuzes met verstrekkende gevolgen voor de deelnemers. Wat het meest vervelende – en voor deelnemers frustrerend – is, is dat die keuze voor jou als deelnemer gemaakt wordt. Je kun als deelnemer van een (verplicht) pensioenfonds niet weg. Er wordt dus voor jou besloten. En uiteraard wil niet iedereen hetzelfde.
Wat doet Bright?
Bij Bright weinig FOMO-risico. We beleggen in totaal in zo’n 3.800 verschillende beleggingen, wereldwijd gespreid over regio’s en sectoren.
Dat kan nog steeds duurzaam en verantwoord. Maandelijks herbalanceren we, zodat we van de beleggingen die de laatste maand iets achterbleven juist wat meer bijkopen. Herbalanceren verlaagt het risico en kan op de lange termijn tot wel een procent extra rendement opleveren. En de resultaten zijn – zo toont Finner aan – bovengemiddeld.
Keuzevrijheid deelnemers
Een deelnemer die bij Bright niet blij is of op een andere manier zou willen beleggen, kan elk moment kosteloos vertrekken naar een andere aanbieder. En zo hoort het ook. Helaas kan dat bij pensioenfondsen nog steeds niet. En hebben we daar nog altijd te maken met gedwongen winkelnering (a.k.a. grote verplichtstelling). Maar hopelijk verandert dat ooit.
